Vervelend en verplicht, dat wandelen!

Wandelen doe ik veel en ook al heel lang. Als kind liep ik hard, later is dat stevig doorstappen geworden. Het wandelen is me met de paplepel ingegoten. In mijn ouderlijk gezin werd veel gewandeld (en gefietst ook, trouwens). Ik en mijn zusje gingen braaf mee. Of we het nou leuk vonden, of niet, we moesten mee. Heel verplicht en heel vervelend. Niks aan, vond ik toen.

Ik herinner me nog zo de verplichte bergwandelingen met mijn ouders, tijdens de kampeervakanties in Frankrijk. Was je als puber bezig met zien en gezien worden, wilde je net lekker bij de Piscine in en naast het water de dag doorbrengen, bleek het weer een wandeldag te worden. In de hitte, in die stomme wandeloutfit. Verplicht was het en vervelend ook, vooral vanwege die zware, lelijke bergschoenen. ‘Hup, geen gezeur, meelopen!’, wandelsokken hoog boven de rand van je schoenen, rugtas om en omhóóg gingen we. Eenmaal onderweg voelde ik alleen maar de ongemakken en dacht ik alleen maar aan de beloning achteraf: zwemmen, een douche en dan weer leuk aangekleed, met mooie schoenen naar het voetbalspel op de camping. Echt rondkijken en genieten van het bezig zijn, kon en wilde ik niet. Mijn ouders hebben mijn verzet, dat zich uitte in sjagrijnig gemor, lijdzaam ondergaan (sorry nog, daarvoor).

Lang heb ik het echter niet volgehouden, dat verzet. Daarvoor bleek de opgelegde wandelactiviteit toch iets binnen in mij in beweging te hebben gezet. Ondanks al mijn tegengas (de volhouder wint?). Eerlijk is eerlijk: wat daarbij ook geholpen heeft is een echte wandelreis. Zonder afleiding van groepsdruk en campingzwembaden. Want toen ik een jonge twintiger was, nam mijn moeder mij mee op een wandeltocht op Madeira. Daar was het fysieke afzien weliswaar nog sterker aanwezig (ik heb meerdere afdalingen strompelend volbracht, want ja, als je geen lelijke bergschoenen wil dragen, dan zijn die blaren er op dag één natuurlijk al), maar was de omgeving zo prachtig, de verzorging zo luxe en waren de gesprekken zo fijn, dat ik simpelweg niet anders kón dan genieten. Genieten van het gevoel van verbonden zijn met de omgeving, de natuur, de geuren en de kleuren en van het voldane gevoel dat een pittige wandeling je geeft. Ik was in het moment en bleek ook nog eens in mijn element. Het wandelen had me te pakken (bedankt nog, daarvoor).

De ontwikkeling van verplicht en vervelend naar vrijwillig en voldoening was er.

Het wandelen heeft me sindsdien zo veel gebracht. Wandelen doe ik inmiddels veel en soms ook heel lang, met veel plezier (en met de juiste schoenen, vaak zelfs bergschoenen!) en voldoening. Wat voel je je fijn, na een inspannende wandeling. En zelfs zet ik wandelen in bij mijn werk, waarbij ik mensen begeleid. 

De stap van wandelen voor mezelf naar wandelen voor een goed doel is gezet! 
Daarom doe ik mee met de Sunset Walk 2024 van de Hersenstichting en haal daarmee geld op voor onderzoek naar en voorlichting over hersenaandoeningen. Zie: https://www.sunsetwalk.nl/fundraisers/cynthia-van-rozendaal